Wapen
Koning Willem III verleende Limburg in 1886 bij Koninklijk Besluit een provinciewapen. Sindsdien heeft de Provincie Limburg het exclusieve recht om het wapen te voeren. Anderen mogen het alleen voeren als de Provincie erin toestemt. Ondernemingen, verenigingen en instellingen waarin de Provincie geen zeggenschap heeft, krijgen hier meestal geen toestemming voor.
In het provinciewapen zijn de wapens opgenomen van de voornaamste vorstendommen waarvan Limburg deel uitmaakte tot aan de Franse tijd:
- In het zilveren veld boven staat een rode leeuw met dubbele staart, gouden klauwen en met goud gekroond. Dit is ontleend aan het wapen van de landsheer van Valkenburg.
- In het gouden veld boven staat een ongekroonde, zwarte leeuw, met rode tong en rode klauwen. Deze leeuw is ontleend aan het blazoen van het Huis Gulik.
- In het gouden veld onder staan drie rode hoorns met zilveren banden. Dit is ontleend aan het wapen van Horn.
- In het blauwe veld onder staat een gouden leeuw met dubbele staart, rode tong en een kroon en klauwen van goud. Deze komt van het wapen van het hertogdom Gelre, het huidige Gelderland.
- In het midden ligt een hartschild. Het heeft een zilveren veld met een rode leeuw met gouden kroon en klauwen. Dit komt van het wapen van het hertogdom Limburg.
En daarboven is het wapen bedekt met de Limburgse hertogelijke hoed of kroon.
De Provincie heeft in 2011 een interessant boekje uitgegeven met uitgebreide informatie over het wapen: Wapenfeiten. 125 jaar provinciewapen Limburg 1886 – 2011 (pdf, 2 MB).
Vlag
Provinciale Staten van Limburg hebben in 1953 een provinciale vlag vastgesteld: ‘twee horizontale banen van gelijke hoogte: boven zilver (wit), beneden goud (goudgeel), van elkaar gescheiden door een smallere baan van blauw; over alles heen, geplaatst aan de broekzijde (stokzijde) en daarnaar gewend, een gekroonde, rode leeuw met dubbele staart’.
De kleuren zijn ontleend aan de kleuren in het provinciewapen:
- het rood van het Valkenburgse, Hornse en Limburgse wapen;
- het blauw van het Gelderse wapen;
- het goud van het Hornse, Gelderse en Gulickse wapen.
(De kleurcoderingen zijn: PMS 032 C, PMS 072 C en PMS 130 C.)
Er zijn geen voorschriften voor de afmeting, maar de lengte moet zich verhouden tot de breedte als 3:2.
Iedereen mag de Limburgse vlag voeren. Daarbij geldt:
- Een gehesen vlag mag nooit de grond raken of het verkeer hinderen, ook niet als de vlag halfstok hangt. De vlaggenstok moet dus een goede lengte hebben.
- Vlaggen mogen niet tussen zonsondergang en zonsopgang worden gehesen of blijven hangen.
- De vlag mag wel ’s avonds blijven hangen als zij goed verlicht is en de kleuren duidelijk te zien zijn.
- Het is niet toegestaan versieringen op de vlag aan te brengen.
Als er meerdere vlaggen worden gehesen, gelden er extra regels:
- De vlaggen moeten even groot zijn en op gelijke hoogte worden gehesen.
- Bij het uithangen van twee vlaggen is de ereplaats rechts (als je met je rug naar de vlaggen staat).
- Bij drie vlaggen, Nederlandse-gemeente-provincie, moet de Nederlandse vlag in het midden hangen.
- Als de provinciale en de gemeentelijke vlag naast de Nederlandse vlag komen, is de opstelling: gemeentelijke vlag links, Nederlandse vlag midden, provinciale vlag rechts.
Volkslied
De tekst van het Limburgs volkslied is geschreven door Gerard Krekelberg (1864-1937). De muziek is van Hendrik Tijssen (1862-1926), dirigent van het Roermonds Mannenkoor, die het in 1909 voor het eerst uitvoerde in Roermond.
Daar is mijn Vaderland Limburgs dierbaar oord!
Krekelberg heeft het lied bedoeld als een ode aan de provincie Nederlands-Limburg. Maar het lied werd in zowel Nederlands- als in Belgisch-Limburg al snel populair. Het is tegenwoordig het volkslied van beide Limburgen.
Het bronsgroen eikenhout in het lied verwijst naar de eikenbomen rond het kasteel Borgitter in Kessenich. Dit kasteel ligt vlakbij Neeritter (gemeente Leudal), waar Krekelberg geboren is.
Limburgs volkslied
Limburg mijn Vaderland
Waar in 't bronsgroen eikenhout
't nachtegaaltje zingt;
Over 't malse korenveld
't lied des leeuweriks klinkt;
Waar de hoorn des herders schalt
langs der beekjes boord:
refrein:
Daar is mijn Vaderland
Limburgs dierbaar oord!
Daar is mijn Vaderland
Limburgs dierbaar oord!
Waar de brede stroom der Maas
statig zeewaarts vloeit;
Weeldrig sappig veldgewas
kost'lijk groeit en bloeit;
Bloemengaard en beemd en bos
overheerlijk gloort:
- refrein -
Waar der vaad'ren schone taal
klinkt met held're kracht;
Waar men kloek en fier van aard
vreemde praal veracht;
Eigen zeden, eigen schoon
't hart des volks bekoort:
- refrein -
Waar aan 't oud Oranjehuis
't volk blijft hou en trouw;
Met ons roemrijk Nederland
één in vreugd en rouw;
Trouw aan plicht en trouw aan God
heerst van Zuid tot Noord: